
In het museum keek hij het langst
naar ‘portret van een vriend’.
Hij trachtte de afstand te verkleinen;
en zat alsof hij verf werd. Hij sprak
over vertekend perspectief.
We stelden vast dat de onvoorwaardelijke
liefde liefde voor het onherroepelijke
insluit en
eindigden de dag aan zee. Hij zat met zijn rug
naar de einder, een ijle grijze lijn, en zei
dat hij – ik onderbrak
hem, we aten, we dronken, we
lachten. Over zijn schouder
verdween een schip in de verte.