

De bundel opent met een in 1839 gepubliceerde novelle die tegen de achtergrond van De Nervals ziektegeschiedenis opmerkelijk mag heten. De koning van Bicêtre vertelt het verhaal “van de waanzin van een hoogst eigenaardige figuur”, Raoul Spifame. Gezien De Nervals latere geestelijke ontwikkeling zou hij over de voorspellende waarde van dit geschrift zeer tevreden geweest zijn, te meer daar de eerste verschijnselen van zijn nerveuze stoornissen zich twee jaar later zouden openbaren. De Nerval leed aan waanvoorstellingen en waarschijnlijk waren manisch-depressieve verschijnselen hem ook niet vreemd: “Soms dacht ik dat mijn energie en mijn activiteit verdubbeld waren; ik meende alles te weten en alles te begrijpen; de verbeeldingskracht bezorgde me grenzeloze verrukkingen. Zal ik het moeten betreuren die kwijtgeraakt te zijn wanneer ik dat wat de mensen de rede noemen herwonnen heb…?”
Uit Ramadannachten (een keuze uit Voyage en Orient, 1851) blijkt welk een zintuiglijk en desalniettemin rationeel waarnemer De Nerval kon zijn wanneer hij bij zinnen was. De uitvoerige reisbeschrijving werpt juist heden ten dage een historisch licht over de actualiteit van de Turkse aansluiting bij de EU.
De kwalitatieve hoofdmoot van de lijvige bundel bestaat uit de novellen Sylvie. Herinneringen aan de Valois (een keuze uit Les filles du feu, 1854) en Aurélia of de droom en het leven, postuum gepubliceerd.
Aan Sylvie heeft De Nerval lang gewerkt, de eerste verwijzingen in de correspondentie stammen uit 1848, de laatste uit 1853. Het is een hoogromantisch verhaal waarin De Nerval middels schitterende, soms verbazend exacte evocaties het arcadische landschap uit zijn jeugd oproept, doorspekt met melancholiek stemmende, verheerlijkte herinneringen aan een eerste tot mislukking gedoemde liefde. Soms echter komt de schrijver verrassend rationeel uit de hoek: “De illusies verdwijnen, de een na de ander, als de schillen van een vrucht, en de vrucht, dat is de ervaring. De smaak ervan is bitter, maar heeft toch iets scherps wat je versterkt.”
De verschillen tussen Sylvie en Aurélia (ongetwijfeld is het personage gebaseerd op de actrice Jenny Colon voor wie De Nerval een tragische liefde koesterde) zijn schokkend. Sylvie is, ondanks de teleurstelling om de teloorgaande liefde, een melancholisch, romantisch en zintuiglijk verhaal.

Aurélia is vooral in het begin afstandelijker. Het is een lucide analyse van De Nervals geestestoestand uit de laatste periode van zijn leven, waarin het overvloeien van de droom in het werkelijke leven een steeds grotere rol gaat spelen. De Nerval krijgt visioenen bij het lezen waarvan “De verzoeking van de heilige Antonius” een vrolijke kermis lijkt. Op zeker moment is zijn twijfel aan de onsterfelijkheid van de ziel opgeheven en druipen zijn waanvoorstellingen van de christelijke symboliek. Inmiddels blijkt hij in staat deze groteske taferelen in glashelder proza op te schrijven en terwijl de grenzen tussen zijn (godsdienst)wanen en de werkelijkheid steeds verder vervagen, kwalificeert hij zijn visioenen zelf als ‘bizar’ en ‘waanzinnig’. Het is geen wonder dat de symbolisten en de surrealisten hun negentiende-eeuwse vakbroeder hoog hadden zitten.


Gérard de Nerval, “Het treurige beroep van schrijver”, gekozen en vertaald door Edu Borger. Uitgeverij de Arbeiderspers, Amsterdam, 2004. Privé-domein, nr. 254. 412 blz.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten